
de lutmastraat
Wat hebben een wereldberoemde bierbrouwer, zeevaarder, zilversmid en de architect van het Concertgebouw met elkaar gemeen? Ze spelen allemaal een belangrijke rol in de geschiedenis van de ‘straat, ten zuiden van en evenwijdig aan de Karel du Jardinstraat en de Tolstraat, vanaf het Cornelis Troostplein tot den Amsteldijk‘.
nieuwer-amstel
De Lutmastraat (want over die straat gaat deze geschiedenis) lag tot het einde van de 19e eeuw in het gebied Nieuwer-Amstel. Dit gebied ontstond in de 13e eeuw ten westen van de Amstel, en is daarmee zelfs ouder dan Amsterdam. Ten oosten van de Amstel heette het gebied Ouder-Amstel, met als belangrijkste dorp Ouderkerk. Ten noorden van Nieuwer-Amstel begon vanaf halverwege de 13e eeuw de nederzetting Amsterdam, die uitgroeide tot stad. In Nieuwer-Amstel deed men, naast veeteelt en visserij, vooral aan turfwinning.
industrie en buitenverblijven langs de amstel
In de loop der eeuwen groeide Amsterdam, met de uitbreidingen van de grachtengordels, steeds verder naar het zuiden, waarbij de stad aan het begin van de 19e eeuw doorliep tot iets ten zuiden van de Ceintuurbaan.
De groei die Amsterdam had doorgemaakt, ook in inwonersaantal, leidde er daarnaast toe dat rijke Amsterdammers buitenverblijven lieten bouwen in Nieuwer-Amstel, langs de Amstel. Nieuwer-Amstel werd daarmee steeds meer een gebied voor welgestelden, zoals dat ook voor het huidige Amstelveen nog steeds geldt. Daarnaast ontstond langs de Amstel industriële activiteit, waarbij de overweging vaak was om ‘gevaarlijke’ industrieën buiten de stad Amsterdam te plaatsen.

Wanneer je rond 1700 vanaf de tegenwoordige Ceintuurbaan de Amsteldijk richting het zuiden zou lopen, kwam je op de plek waar nu Hotel Pestana ligt, de Bergenvaarderskamer tegen. Dit was oorspronkelijk het gildehuis van de ‘vaarders op Bergen’, de schippers en kooplieden die op Bergen in Noorwegen voeren. Bij de Bergenvaarderskamer stond een tolhek, waar tol geheven werd.
Een stukje verderop, ter hoogte van de binnentuin van de Lutmastraat, stond de katoendrukkerij van de heer Johannes Coops. Omdat er naast de fabriek een aantal woningen voor de ‘ververs’ waren gebouwd, heette dit pad het Verwerspad. Halverwege de 18e eeuw werd vlak naast de katoendrukkerij het buitenverblijf Berghlust (van Jan van den Bergh) gebouwd. In 1778 veranderde de naam in Over-Amstel, en werd er een hek met die naam geplaatst. Dit hek stond ter hoogte van de ingang van de tegenwoordige Lutmastraat. Begin 1800 was een van de bewoners van Over-Amstel Jacobus de Ruijter de Wildt, die naast priester en wijnkoper tijdens de Franse bezetting maire (burgemeester) van Nieuwer-Amstel was. Jacobus heette van oorsprong alleen De Wildt, en was getrouwd met Jacoba Maria Parker. Deze Jacoba was via een vrouwelijke lijn een directe afstammeling van Michiel de Ruijter. In 1817 diende Jacoba een verzoek in, en werd het aan Jacobus de Wildt bij koninklijk besluit toegestaan het wapen en de naam De Ruijter de Wildt te voeren.
Nog iets verderop, tussen de huidige Lutmastraat en de Saffierstraat, stonden de buitenverblijven van de Heer van Druppinge, later hernoemd naar Bussenburg, en Bossenborgh, dat later Amstelstroom is gaan heten. In Borssenborgh is een tijd een zeepziederij gevestigd geweest. Het bedrijf bestaat nog steeds, maar zit tegenwoordig op een andere plek. In de 18e eeuw was de Amsteldijk, die ook Utrechtsche Zijde werd genoemd (met de Weesperzijde aan de overkant) een begaanbare weg, waarover paarden en koetsen gingen. Vanaf de Amsteldijk waren er wat paadjes die het platteland op liepen, zoals het eerder genoemde Verwerspad en het Kruidmakerspad.


zware chemie
De katoendrukkerij heeft bestaan tot 1781, en het terrein is daarna overgenomen door chemicus en apotheker George Dommer. Op het terrein, dat het stuk grond omvatte grofweg omkaderd door de huidige Lutmastraat, Diamantstraat, Tolstraat en Amsteldijk, werd een fabriek gebouwd waar chemicaliën geproduceerd werden. Veel van deze chemicaliën hadden onheilspellende namen als oleïteiten (fijne oliën), sterkwater, kamfer, borax, kwikpreparaten, vermiljoen, sterkwater, zwavelzuur, zoutzuur en salpeter. Een aantal van deze stoffen werden gebruikt als kleurstof. Binnen enkele jaren groeide het bedrijf uit naar rond de 30 werknemers, en was daarmee een van de grotere fabrieken in de regio. Dommer, die het bedrijf ‘Nieuwburg’ had genoemd, kocht rond 1800 voor een bescheiden bedrag een porseleinfabriek in Ouder-Amstel, en verplaatste deze deels naar zijn eigen terrein. Waarom hij dit bedrijf kocht is niet geheel duidelijk – hij had zelf geen achtergrond in porselein – maar de kleurstoffen die hij produceerde konden gebruikt worden om het porselein te beschilderen. Hier werd vanaf dat moment het ‘Amstel porcelein‘ geproduceerd. Helaas ging het Dommer financieel steeds minder voor de wind, en in 1814 heeft de porseleinfabriek haar deuren gesloten.
Nieuwer-Amstel in 1811, met hofsteden Over-Amstel, Bussenburg en Amstelstroom. Beweeg de slider om te vergelijken met de huidige situatie.
de glasblazerij
Op de plek van de porseleinfabriek kwam rond 1834 een glasblazerij, waar flessen geblazen werden. Deze glasblazerij stond achter het nog steeds bestaande hek ‘Over-Amstel’ in de tegenwoordige Lutmastraat, met als markante gebouw de Glashut. Een van de firmanten van de glasblazerij was de heer Wiegel, die ook burgemeester van Nieuwer-Amstel was. Een straat met woningen naast de glasblazerij werd om die reden de Wiegelstraat (ter hoogte van de huidige Saffierstraat achter de Lutmastraat). Vanaf het Verwerspad naar het zuiden werden op de Amsteldijk vijf houten huizen gebouwd. Eén van deze huizen werd een winkel, waar tegenwoordig de Sigma verfwinkel zit. Tussen deze huizen en de glasblazerij bezat Roelof Hart een groot stuk grond, waar tegenwoordig de Toltuin is, en een aantal huizen. Roelof Hart was een vermaard arts en filantroop uit Nieuwer-Amstel, die zelf woonde in landgoed Meerhuizen, verderop de Amsteldijk richting het zuiden. Een jaar na zijn dood in 1892, werd er in Nieuwer-Amstel al een straat naar hem vernoemd. Hart was getrouwd met Martha Marlof, wier broer Hendrik Jan Marlof ook een grote hoeveelheid grond en huizen bezat, waaronder het eerder genoemde Bussenburg en Amstelstroom.


personen van naam

Iets verder naar het noorden weer, op de Amsteldijk tussen de houten huizen en de glasblazerij, werd in 1874 huize Nieuwburg gebouwd, die dus de naam van de voormalige porseleinfabriek kreeg. Een van de eerste bewoners van huize Nieuwburg was Elias Stark, apotheker en tandarts, die in Nederland tandpasta uit een tube introduceerde. Daarnaast was hij een getalenteerd etser; veel van zijn werk wordt beheerd door het Rijksmuseum. Elias Stark en Roelof Hart moeten elkaar goed gekend hebben, want Elias nam vrijwel alle onroerende goederen tussen het Verwerspad en de glasblazerij van Roelof Hart over.

De glasblazerij hield op te bestaan in 1888 en werd afgebroken, waarbij het stuk dus vrijkwam om bebouwd te worden. Het hek met het woord ‘Over-Amstel’ ging naar het Rijksmuseum, en staat daar nog steeds. Ook het landgoed Over-Amstel, net ten zuiden van het hek werd afgebroken. Het stuk grond ten noorden van het hek werd opgekocht door de beeldhouwers Van den Bossche en Crevels, waarbij een voormalig koetshuis op het terrein van de glasblazerij was blijven staan, en ingericht werd als atelier. Dit koetshuis is het huidige Lutmastraat 271, waar sindsdien meerdere kunstenaars hebben gewoond. Van den Bossche en Crevels was in hun tijd een vermaard duo, wat ertoe leidde dat de gerenommeerde architect Pierre Cuypers, ontwerper van onder andere het Rijksmuseum en het Centraal Station, een huis aan de Amsteldijk ontwierp dat verbonden was met het atelier.

heineken
Gerard Adriaan Heineken (de – overigens niet biologische – grootvader van Freddy) richtte in 1864 de Heineken Bierbrouwerij op. Binnen korte tijd werd zijn bedrijf zeer succesvol, en ging hij zich ook voor de gemeente inzetten. Zo zat hij tussen 1871 en 1877 in de Amsterdamse gemeenteraad.
In tegenstelling tot de welgestelde Amsterdammers waren voor een groot deel van de minder welvarende burgers de woonomstandigheden niet best. Om hier iets aan te doen, richtte Heineken in 1873 samen met bankier Nicolaas Pierson de N.V. “Woningmaatschappij” op. Dit was een van de eerste woningbouwverenigingen, met als doel “het bouwen en verhuren van woningen, meerendeels geschikt voor den ambachtsstand”.


In Amsterdam was de architect A.L. (Dolf) van Gendt inmiddels bekend geworden door zijn ontwerpen voor het Concertgebouw, De Hollandsche Manege, De Ysbreeker en zijn medewerking aan het Centraal Station en de Stadsschouwburg. In 1889 kreeg hij van de Woningmaatschappij de opdracht om arbeiderswoningen te ontwerpen, die gebouwd zouden gaan worden op het terrein waar de glasblazerij inmiddels gesloopt was. De concessie om te bouwen had de maatschappij overgenomen van de voormalige eigenaars van de glasblazerij, Vos, Hanrath en Wiegel. In het plan zouden drie straten aangelegd worden, waarbij in september 1890 door de Woningmaatschappij bij de gemeenteraad het verzoek werd ingediend de straten een naam te geven. Hierbij verkondigde wethouder Willem Hart – de broer van – “dat op dit terrein volgens geloofwaardige mededeeling voorheen eene familie “De Ruijter de Wild” woonde, welke familie zoude afstammen van onzen groten zeeheld de Ruijter”. Om die reden ging de straat vanaf de Amstel de De Ruijterstraat heten. De huisnummering van de De Ruijterstraat begon overigens vanaf de Amstelzijde. Daarnaast werden huizen gebouwd in twee zijstraten, de 1e De Ruijterdwarsstraat en de 2e De Ruijterdwarsstraat. De dwarsstraten waren aan de noordzijde verbonden met de Verwersstraat (inmiddels bestraat) en aan de zuidzijde met de Wiegelstraat, die ook vanaf de Amstel begon. Aan de westkant van de De Ruijterstraat eindigde de straat in het niets, en liep je waar nu het pleintje bij de Robijnstraat is rechtstreeks de weilanden in. Eind 1890 trokken de eerste bewoners de woningen in.
Over de bijzondere architectuur van de ‘Diamanthuisjes’ is op deze blog van ArchiHis veel interessants te vinden.
Situatietekening met percelen in 1892. De De Ruijterstraat is net aangelegd en bebouwd, en komt uit op een weiland. De 1e De Ruijterdwarsstraat heeft ook aan de linkerkant nog wat kleine huisjes, terwijl de 2e De Ruijterdwarsstraat aan beide kanten kleine huisjes heeft. Perceel 1018 (waar tegenwoordig de Tolkresj zit) is in particulier bezit, waardoor de tuintjes aan die kant iets kleiner zijn dan richting de Amstel.
annexatie door amsterdam
Al sinds de jaren 60 van de 19e eeuw had Amsterdam plannen om naar het zuiden uit te breiden (en daarmee delen van Nieuwer-Amstel te annexeren), maar deze plannen liepen een aantal keer op niets uit. Nieuwer-Amstel zag deze plannen met lede ogen aan en bood stevig weerstand. Om dit kracht bij te zetten, liet zij in 1892 precies op de grens met Amsterdam een raadhuis bouwen. De moeite was vergeefs; in 1896 lukte het Amsterdam om een flink deel richting zuiden te annexeren van Nieuwer-Amstel. Hiertoe behoorde ook het gebied waar de De Ruijterstraat lag, dus vanaf dat moment behoorde het tot Amsterdam. Het tolhek werd verplaatst naar de nieuwe grens van Amsterdam met Nieuwer-Amstel, veel verder naar het zuiden. Een aantal straten werd hernoemd, waaronder de Verwerstraat, die Tolstraat ging heten, waarschijnlijk omdat er ook in het centrum al een Ververstraat bestond. Het raadhuis werd het Stadsarchief, en is sinds enkele jaren een hotel.
bouw lutmastraat
Gedurende enkele decennia bleef het bij deze uitbreiding, en was Amsterdam vooral bezig om in dit gebied veel huizen die in de tijd van Nieuwer-Amstel ver beneden NAP waren gebouwd, te verhogen, en daarmee beter aan te laten sluiten op de bestaande infrastructuur van Amsterdam die veel hoger gebouwd was. Veel huizen moesten hierdoor onteigend en gesloopt worden. Dit lot viel de bewoners van de Wiegelstraat ten deel; de straat werd in 1926 gesloopt. Ook veel buitenverblijven waren te laag gelegen, en werden rond 1900 opgekocht door de gemeente Amsterdam. Bussenburg was al in 1887 verdwenen, en in 1917 moest ook Amstelstroom eraan geloven.

Rond 1920 begon een razendsnelle uitbreiding van het aantal woningen, en werd vanaf het Cornelis Troostplein en lange weg richting het oosten volgebouwd met huizen. Deze straat kreeg de naam Lutmastraat, naar Johannes Lutma, een bekende zilversmid uit de 17e eeuw. De straat eindigde aan de oostkant op een plein, het Lutmaplein, dat grensde aan de De Ruijterstraat. Bij raadsbesluit op 9 juni 1921 werd besloten om de De Ruijterstraat te hernoemen naar Lutmastraat, en daarmee ook de nummering op te laten lopen richting Amsteldijk. Ook de 1e De Ruijterdwarsstraat en de 2e De Ruijterdwarsstraat werden hernoemd naar Diamantstraat en Robijnstraat, vermoedelijk vanwege de aanwezigheid van de Asscher Diamantslijperij die in 1907 gebouwd was. In 1924 werd het Lutmaplein toegevoegd aan de Lutmastraat.

Een uitstapje: het terrein achter de Lutmastraat
Huize Nieuwburg, waar de tandarts Elias Stark had gewoond, werd in 1897 het hoofdkwartier van de Theosofische Vereeniging. Deze vereniging breidde zich snel uit, en bezat rond 1900 een blok panden op de hoek van de Tolstraat en de Amsteldijk. Op het braakliggende terrein achter de Lutmastraat werd aanvankelijk een hulpgebouw van de Theosofische Vereniging neergezet, tot in 1926 de karakteristieke Theosofische Tempel werd gebouwd. In tuin van de aan elkaar verbonden panden Amsteldijk 76 en 77 werd door de Theosofische Vereniging een tennisbaan aangelegd.
Begin jaren 30 ging het de Theosofische Vereniging financieel minder voor de wind, en kreeg de tempel een andere bestemming. Aanvankelijk werd het een concert- en gehoorzaal, en vervolgens een Joodse synagoge, tot de Duitse bezetting. In de Tweede Wereldoorlog werd de tempel een bioscoop, die een aantal keer van naam veranderde: Thalia, Cultura en tenslotte Cinétol. In 1949 werd in de tuin achter het hoofdkantoor van de Theosofische Vereniging een gebouwtje geplaatst, dat sinds 1970 dienst doet als kinderopvang, de Tolkresj, die geheel gerund wordt door ouders.
Uiteindelijk bleek de bioscoop niet levensvatbaar, en in 1979 werd het gebouw een moskee, Al Masjid A Kabeer. In 1985 werd het een Openbare Bibliotheek, die inmiddels verhuisd is naar een nieuwe locatie een stukje verderop. De heemtuin waar de Tolkresj in staat wordt tegenwoordig onderhouden door een groep vrijwilligers om en rond de Lutmastraat.
de lutmastraat in de 20e eeuw
Sinds de bouw van de huizen in de De Ruijterstraat in 1890 waren de huizen aan weerszijde van de straat gelijk. In het midden van de straat stonden aan beide kanten twee hogere huizen, en datzelfde was het geval aan het eind van de straat. Waar de kleinere huizen bewoond waren door enkele gezinnen, werden de hogere huizen gedeeld door meerdere huishoudens. Dit is tot ver in de 20e eeuw het geval gebleven. In 1930 besloot de Woningmaatschappij dat een aantal huizen in de Lutmastraat gesloopt moest worden om plaats te maken voor hogere bouw, en daarmee meer gezinnen. De gemeente verleende toestemming, en op de hoek met de Diamantstraat werden daardoor de bestaande huisjes gesloopt, en werden er hogere gebouwen neergezet. Hetzelfde gebeurde met een aantal huisjes in de Diamantstraat (waar tegenwoordig een fietswinkel zit) en in de Robijnstraat aan de andere kant van de straat van waar nu nog wél arbeidershuisjes staan.






de lutmastraat tegenwoordig
De karakteristieke bouw van de woningen in de Lutmastraat roept veel bewondering op van toevallige passanten; het is zelfs opgenomen in toeristische routes. Sinds 2004 zijn de woningen rijksmonumenten; op deze manier zal de karakteristieke aanblik hopelijk nog vele jaren behouden blijven!